Intrigerende voorstelling Smeltkroezen

Vrijdagavond was er een intrigerend optreden in het Van Spaendonck Ondernemingshuis. Met de voorstelling Smeltkroezen nam het gezelschap Zwermers iedereen mee in licht, geluid, muziek, woordkunst en verwondering. Kijk hier voor een kort filmpje.

Iedere maand kun je een voorstelling bijwonen in Amsterdam op donderdag (Tolhuistuin) en in Tilburg op iedere keer een ander plek. De voorstelling is steeds anders met verschillende kunstenaars. Wil je een volgende keer (weer) gaan kijken, kijk dan op http://www.zwermers.nl.

 

“Goede samenwerking ontstaat als je samen een hoger doel hebt”

Vrijheid en Veiligheid zijn niet vanzelfsprekend. Het is bovendien iets van en voor ons allemaal en niet de exclusieve verantwoordelijkheid voor een geoutsourcete partij die ‘het leger’ heet. Iedereen zou daaraan moeten kunnen bijdragen.

 “Niemand zit te wachten op een krijgsmacht van honderdduizenden beroepsmilitairen. Zeker niet als er geen oorlog is,” weet kolonel Ernst Lobbezoo, transitiemanager bij Bureau Reservisten en Samenleving (BRES). Dit bureau probeert de militaire wereld en de burgermaatschappij dichter bij elkaar te brengen.

Hybride wereld aan elkaar knopen

Ondanks het feit dat de veiligheidssituatie zeer snel kan omslaan, is het niet nodig om 24 uur per dag 7 dagen per week over ál onze militairen te beschikken. “We willen wél op ze kunnen rekenen en ze in kunnen zetten als dat nodig is, vertelt Ernst. “Reservisten vormen met de beroepsmilitairen de flexibele operationele capaciteit van Defensie. Zij zijn allemaal goed opgeleid en kunnen zich handhaven op het gevechtsveld. Reservisten werken (anders dan de beroeps) met een militaire status zowel in de militaire wereld als in de burgermaatschappij. Zij zetten in het leger hun civiele expertise in en andersom betrekt het leger hierdoor de samenleving actiever bij de krijgsmacht.” Zowel beroepsmilitairen als reservisten kunnen met hun competenties prima bijdragen aan andere organisaties als de veiligheidssituatie dat toelaat. Samenwerken biedt zowel de medewerkers als organisaties meer dan de som der delen. Een hybride wereld die Ernst aan elkaar knoopt.

Gezamenlijk verantwoordelijkheid

Voor veel mensen is de stap naar beroepsmilitair ‘voor het leven’ te groot. Als reservist kun je bijdragen door vooral op spannende momenten van de partij te zijn. Aan de andere kant leggen beroeps op een bepaalde leeftijd de rugzak (deels of helemaal) in de hoek. “Al werk je in de burgermaatschappij, dan nog kun je parttime of op afroep militair zijn. De krijgsmacht heeft uitdagingen genoeg, ook met werk waarbij niet iedereen continu uitgezonden hoeft te worden,” weet Ernst. “Ook in Nederland dragen reservisten en civiele partners volop bij aan de inzetbaarheid van de krijgsmacht. Samen ontmantelen we bedreigende cyber-organisaties en helpen we met crisishulp in Nederland of in het buitenland.” Het zijn niet alleen ouderen die daarvoor kiezen. Veel jongeren vinden via de krijgsmacht (soms aanvullend) perspectief. “We nemen iedereen die inzetbaar is graag onder de arm en hopen dat civiele werkgevers hetzelfde doen voor de militair die -deels- bij hen gaat werken. Het is namelijk verhelderend, leerzaam en leuk om delen van je carrière of werktijd bij andere werkgevers in een andere discipline te werken. Op deze manier nemen we samen de verantwoordelijkheid om klaar te staan als we bedreigd worden.”

Verbinding en betrokkenheid

“Goede samenwerking ontstaat als je samen een hoger doel hebt.” Dat heeft Ernst vaker aan den lijve ondervonden. Voor de mensen in het veld is dat helder. “Collegae waar ik bijvoorbeeld eind negentiger jaren mee in Bosnië diende of die met me hebben gediend in Afghanistan kunnen me dag en nacht bellen. En ik hen. Ook al is een groot deel al uit dienst, je hebt samen gediend onder moeilijke omstandigheden. Die blijvende waardering voor elkaar vormt een organisatiecultuur die goud waard is en borgt verbinding en betrokkenheid met de krijgsmacht. Samenwerken aan hetzelfde doel: bijdragen aan de veiligheid van Nederland en aan die van de ander. Wat is er belangrijker dan dat? Die kameraadschap creëert een onlosmakelijke band voor het leven.” In Nederland lijkt de oorlog nu gelukkig ver weg, maar dat is geen vanzelfsprekendheid. Om onze vrijheid te beschermen en de krijgsmacht gereed te houden voor het onvoorspelbare is samenwerken meer dan ooit noodzakelijk.

Goed werkgeverschap

Ernst praat daarom in Den Haag vaak over ‘gedeeld werkgeverschap’. Personeel kan daarbij duurzaam verbonden worden aan meerdere werkgevers, waaronder Defensie. De steeds verdergaande flexibilisering vraagt om nieuwe vormen van werkgeverschap, in het belang van de werkgever en de werknemer. Werknemers die civiel en bij de krijgsmacht werkzaam zijn, moeten in staat worden gesteld dat beter te combineren. “Als werkgevers kunnen we vergaand samenwerken om de verschillende belangen op te pakken,” weet Ernst. “Maar dat vraagt om een wezenlijke verandering. Zo’n gezamenlijke aanpak is anders dan het vooropstellen van het eigenbelang. Wij gaan graag die gesprekken aan zodat er draagvlak blijft, alles goed geregeld is en bijvoorbeeld niemand onverzekerd rondloopt.” Goede werkgevers dragen graag bij aan een hoger doel en zien werknemers die reservist zijn inmiddels als verrijking. Hoe je een en ander op elkaar afstemt, moet je dan met elkaar bespreken. Daar kom je als volwassen partijen altijd uit.”

Concurreren of samenwerken

Ernst startte in 2013 met BRES. “De gesloten organisatie was ontoereikend in staat om de vele nieuwe uitdagingen het hoofd te bieden. Het bestaande organisatieconcept zou snel verouderen en er zou behoefte ontstaan aan een meer genetwerkte aanpak met een veel sterkere maatschappelijk integratie.” Ernst denkt terug: “We zijn gestart met een groep die snel uitgroeide tot zo’n 150 man. Deze mensen, zowel uit de eigen organisatie als uit alle hoeken van het land, vonden deze ontwikkeling belangrijk genoeg om er energie in te steken. Door hen mee te laten werken en dromen over nieuw perspectief kreeg de verandering momentum.” De afgelopen jaren zijn relatief snel belangrijke stappen gezet en inmiddels staan veel van de noodzakelijke maatregelen verankerd in het regeerakkoord en de beleidsnota over de nabije toekomst van Defensie. Het ministerie moet een beroep kunnen doen op militairen die deels in de burgermaatschappij werken. Partnerschappen met andere private en publieke werkgevers in de burgermaatschappij moeten normaal en duurzaam worden: samen werven, ontwikkelen en zorgen voor al dat personeel dat -ook- bereid is onze veiligheid te dienen, en die standhouden in periodes van economische voor- en tegenspoed. “Dat vraagt om een strategische keuze voor samenwerken in plaats van concurreren.”

Alliantie-overeenkomsten

Net als in andere sectoren waren de bezuinigen op defensie de afgelopen jaren niet van de lucht. Ernst licht toe: “Ondanks alle creativiteit en de ‘can do’-mentaliteit’ konden we met steeds minder geld steeds minder doen terwijl de veiligheidssituatie verder verslechterde. Dat moet in het belang van de zowel onze samenleving als de eigen medewerkers veranderen. Er zijn nieuwe oplossingen nodig die passen bij deze tijd en die vind je samen makkelijker dan alleen. Dát is precies de reden dat ik -na bijna 30 jaar dienst- nog steeds iedere ochtend enthousiast mijn bed uitstap,” vertelt Ernst. “Het moet continu flexibeler, slimmer, beter en met meer maatschappelijke inbedding. Als transitiemanager maak ik me vanuit het Ministerie van Defensie daarom hard voor allerlei allianties tussen de militaire en burgermaatschappij. Verbinding zoeken door mét elkaar te werken, niet naast elkaar. Alleen als je mensen met elkaar in contact brengt en de ruimte geeft om samen te ontwikkelen en te werken, ontstaan de mooiste dingen. Zo ervaren jong en oud dat we sneller kunnen innoveren en sterker kunnen zijn dan degene die ons uitdaagt. Zowel onze medewerkers, de betrokken organisaties als Nederland wordt hierdoor sterker en beter.”

Wat een geweldig feest!

Korte terugblik op een geweldige avond in een bomvolle schouwburg met ‘De Italianen’ op de trap en Jacqueline Govaert mét band in de zaal. De DJ en de borrel daarna maakten het feest compleet.

 

“Mensen moeten met plezier kunnen werken”

Succes begint met een ambitie. John van Hoof, voorzitter Raad van Bestuur van schoonmaakbedrijf CSU vertelt: “CSU begon 50 jaar geleden met een man die als zelfstandig ondernemer bij mensen thuis ramen lapte. Het leek hem geweldig om uit te groeien naar 100 medewerkers.”

John gaat verder: “Zijn vrouw was HR-manager en onderhield de contacten met medewerkers. Stond altijd klaar bij een geboorte, ziekte of verjaardag. Regelmatig was er een feestje of borrel. Ook al heeft CSU inmiddels ruim 16.000 medewerkers, dat DNA zit nu nóg in het bedrijf. We hebben heel betrokken en gedreven medewerkers met een no-nonsense mentaliteit.” John vertelt: “De schaal waarop we werken, maakt grote investeringen in de medewerkers mogelijk. Hierdoor kán -als je niet oplet- afstand met de werkvloer ontstaan. Dat is een spanningsveld dat we op kleine schaal oppakken met een goede span of control. Op die manier lukt het ons heel goed de menselijke maat te behouden in het bedrijf. Daar zijn we als gecertificeerd Top Employer Nederland scherp op.”

Voeling houden met de werkvloer
Om kantoormensen voeling te laten houden met de werkvloer, is er ieder jaar een ‘Meewerkweek’ binnen CSU. Een initiatief dat CSU zelfs breder trok voor andere bedrijven via de Nationale Meewerkweek. Bij CSU worden alle kantoormedewerkers een dagdeel ingeroosterd om mee schoon te maken en verbinding te maken met de klant en de medewerkers. John licht toe: “Iedereen moet weten wat schoonmaken feitelijk inhoudt en waar schoonmakers tegenaanlopen, zodat je de juiste aansturing kunt geven.” John mocht zelf laatst een paar uur meewerken in het Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie. “Ik poets dan net zo hard mee hoor. Het is een dag waar ik altijd erg naar uit kijk. Schoonmakers die met mij werken, hebben in het begin vaak koudwatervrees, maar na een kwartier vertellen ze meestal precies wat ze ervan vinden. En daar doen we het voor, want het kan altijd beter. Daar komt een schat aan waardevolle aanbevelingen uit voort.” John lacht: “Andersom laten we de schoonmakers niet op kantoor werken. Maar recent had ik zelf wel een plaatsvervanger. Via JINC, Baas van Morgen zat vmbo’er Bart een dag op mijn stoel. Ik heb waardevolle tips en aanbevelingen van hem gekregen over onder meer het gebruik van hologrammen en kleurstellingen voor onze beursstand.”

Goed werkgeverschap
John vindt het belangrijk de medewerkers een stem en een goede werkplek te bieden. Onder goed werkgeverschap verstaat John medewerkers die goedbetaald worden, kansen krijgen tot opleidingen en cursussen. Mensen die regelmatig leuke bijeenkomsten en borrels krijgen aangeboden zodat ze voelen dat ze centraal staan. “Wij betalen 130 procent van het minimumloon in schoonmaakland en leiden op tot officieel schoonmaker. CSU is al vijf jaar achter elkaar de grootste opleider in schoonmaak. We maken steeds meer overdag schoon zodat onze schoonmakers vaker in contact komen met anderen. Dus helpen we ze met vakopleidingen, hospitality trainingen en waar nodig met de Nederlandse taal. Prettig tijdens het werk maar ook van belang om te integreren en te participeren in de Nederlandse maatschappij.”

Fris in je werk
Om mensen gedreven en met plezier te kunnen laten werken, moeten ze zich goed voelen. “We voeren het programma ‘Fris in je werk’. Het gaat hier over gezondheid met voeding en sporten, maar geven mensen ook budget coaching om ze uit de schuldhulpverlening te krijgen. CSU zet daarnaast stevig in op Social Return On Investment en is landelijk PSO trede 3 gecertificeerd. We hebben een SROI instroom van meer dan 10%,” zegt hij trots. “Naast de goede contacten met UWV´s en gemeenten zijn we nu ook bezig om statushouders het vak te leren en een kans op de arbeidsmarkt te bieden. Van academisch geschoolde mensen tot de huisvrouw helpen we ze inburgeren en op verschillende niveaus gaan ze aan de slag.”

Verbeterstappen zetten
In het verleden was de relatie tussen de schoonmaakbranche en de vakbonden niet zo goed. Daardoor zijn er in 2010, 2012 en 2014 regelmatig stakingen geweest in de schoonmaakbranche. Dat ligt nu achter de branche. Inmiddels is er een prachtige nieuwe CAO en zijn er keurmerken van branche-organisatie OSB waardoor het kaf van het koren gescheiden wordt. “Van de 11.000 schoonmaakbedrijven zijn er zo’n 300 bij aangesloten,” weet John. “Helaas zijn er nog steeds beunhazen die de regels niet zo nauw nemen. Die bedoezelen de naam van de branche. Daarom zijn er veel controles en invallen. Om illegalen op te sporen en te checken of er niet onder de CAO gewerkt wordt.”
De relatie met de vakbonden is goed hersteld. “We hebben mooie kwalitatieve verbeterstappen gezet. Nu nog hopen dat de overheid in gaat zien dat schoonmaken geen overheidstaak is.” Na de stakingen heeft de overheid namelijk zelf schoonmakers op de loonlijst gezet om te laten zien wat goed werkgeverschap is. Maar schoonmaken is geen overheidstaak,” vindt John. “Zij moet eisen stellen aan de markt, maar niet het werk waar de markt ruimschoots in voorziet naar zich toetrekken. Daar hebben we als schoonmaakbranche dan ook fel tegen geageerd.”

Technologische ontwikkelingen
“Het gaat goed met CSU. Maar…,” tipt John. “Als ondernemer is het van belang relevant te zijn en te blijven. Vandaag kun je een buitengewoon interessante dienst verlenen, maar hoe is dat over vijf jaar? Dat betekent marktontwikkelingen en de snel veranderende klantvraag bijhouden. Ik merk dat de samenwerking met andere leveranciers toeneemt. Vroeger leverde iedereen een deel en legde de klant de puzzelstukjes bij elkaar. Nu gaan we meer naar één geheel. We kijken in het schoonmaakproces niet alleen continu waar het beter kan, maar vooral ook waar het groener kan. Qua materialen en middelen zijn we daar al langer mee bezig. We zijn ook actief met circulariteit. De bedrijfskleding van onze schoonmakers is 100% gemaakt van gerecyclede stoffen, visnetten en petflessen. We zijn trots op de Corporate Fashion Award die we daarmee recent wonnen. Met leveranciers gaan we meer de verbinding aan, kijken naar energiezuinige panden en gaan voor onze 800 bedrijfsauto’s fors inzetten op hybride en elektrisch rijden. Er is nog zoveel te doen.”

Robotisering
John denkt binnen CSU ook na over innovaties zoals betere ketensamenwerking met de FM Coalitie of robotisering. “Met BeSense hebben we bovendien een awardwinnende slimme oplossing in huis die via sensoren in een kantoorpand uitleest welke activiteiten er plaatsvinden. Daarmee helpen we klanten met huisvestingsvraagstukken en wij stemmen ons schoonmaakprogramma erop af. Op basis van reële data maken we schoon, zodat we daar waar het nodig is waarde toevoegen. Wat ik ook interessant vind, is de toepassingen van nanotechnologie. Als we iets met dit goedje inspuiten, kleeft daar het vuil minder aan. Minder vervuiling betekent minder schoonmaken. Ook werken we met e-learnings en virtual reality inwerk- en trainingsprogramma’s. Mensen kunnen bijvoorbeeld met een VR-bril exact zien hoe het gebouw eruit ziet, waar benodigde materialen liggen en wat er van ze verwacht. Beelden zeggen per slot van rekening meer dan een uitgetikte notitie.”

“Het vraagt om diplomatie om te krijgen wat ík wil”

Sander Paulus, verslaggever RTL-nieuws met aandachtsgebied het Koninklijk Huis

Al ben ík te zien op tv of staat míjn naam onder een item, tv maak je nooit alleen. Samen met de redactie zet ik een verhaal op en de cameraman brengt het vervolgens in overleg met mij in beeld. Dan ben ik natuurlijk ook nog afhankelijk van een interviewkandidaat die iets interessants zegt.
Royaltyverslaggeving is nog iets lastiger. Ik spreek zelden rechtstreeks met de leden van het Koninklijk Huis. Heb vooral contact met de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD). Ieder heeft zijn eigen belang. Het vraagt om diplomatie om te krijgen wat ík wil, op een manier die de RVD het gevoel geeft dat zij het werk goed gedaan heeft. Goed luisteren is van belang. Ook de RVD medewerkers zeggen weleens iets zonder het letterlijk te zeggen.