Vrijheid en Veiligheid zijn niet vanzelfsprekend. Het is bovendien iets van en voor ons allemaal en niet de exclusieve verantwoordelijkheid voor een geoutsourcete partij die ‘het leger’ heet. Iedereen zou daaraan moeten kunnen bijdragen.
“Niemand zit te wachten op een krijgsmacht van honderdduizenden beroepsmilitairen. Zeker niet als er geen oorlog is,” weet kolonel Ernst Lobbezoo, transitiemanager bij Bureau Reservisten en Samenleving (BRES). Dit bureau probeert de militaire wereld en de burgermaatschappij dichter bij elkaar te brengen.
Hybride wereld aan elkaar knopen
Ondanks het feit dat de veiligheidssituatie zeer snel kan omslaan, is het niet nodig om 24 uur per dag 7 dagen per week over ál onze militairen te beschikken. “We willen wél op ze kunnen rekenen en ze in kunnen zetten als dat nodig is, vertelt Ernst. “Reservisten vormen met de beroepsmilitairen de flexibele operationele capaciteit van Defensie. Zij zijn allemaal goed opgeleid en kunnen zich handhaven op het gevechtsveld. Reservisten werken (anders dan de beroeps) met een militaire status zowel in de militaire wereld als in de burgermaatschappij. Zij zetten in het leger hun civiele expertise in en andersom betrekt het leger hierdoor de samenleving actiever bij de krijgsmacht.” Zowel beroepsmilitairen als reservisten kunnen met hun competenties prima bijdragen aan andere organisaties als de veiligheidssituatie dat toelaat. Samenwerken biedt zowel de medewerkers als organisaties meer dan de som der delen. Een hybride wereld die Ernst aan elkaar knoopt.
Gezamenlijk verantwoordelijkheid
Voor veel mensen is de stap naar beroepsmilitair ‘voor het leven’ te groot. Als reservist kun je bijdragen door vooral op spannende momenten van de partij te zijn. Aan de andere kant leggen beroeps op een bepaalde leeftijd de rugzak (deels of helemaal) in de hoek. “Al werk je in de burgermaatschappij, dan nog kun je parttime of op afroep militair zijn. De krijgsmacht heeft uitdagingen genoeg, ook met werk waarbij niet iedereen continu uitgezonden hoeft te worden,” weet Ernst. “Ook in Nederland dragen reservisten en civiele partners volop bij aan de inzetbaarheid van de krijgsmacht. Samen ontmantelen we bedreigende cyber-organisaties en helpen we met crisishulp in Nederland of in het buitenland.” Het zijn niet alleen ouderen die daarvoor kiezen. Veel jongeren vinden via de krijgsmacht (soms aanvullend) perspectief. “We nemen iedereen die inzetbaar is graag onder de arm en hopen dat civiele werkgevers hetzelfde doen voor de militair die -deels- bij hen gaat werken. Het is namelijk verhelderend, leerzaam en leuk om delen van je carrière of werktijd bij andere werkgevers in een andere discipline te werken. Op deze manier nemen we samen de verantwoordelijkheid om klaar te staan als we bedreigd worden.”
Verbinding en betrokkenheid
“Goede samenwerking ontstaat als je samen een hoger doel hebt.” Dat heeft Ernst vaker aan den lijve ondervonden. Voor de mensen in het veld is dat helder. “Collegae waar ik bijvoorbeeld eind negentiger jaren mee in Bosnië diende of die met me hebben gediend in Afghanistan kunnen me dag en nacht bellen. En ik hen. Ook al is een groot deel al uit dienst, je hebt samen gediend onder moeilijke omstandigheden. Die blijvende waardering voor elkaar vormt een organisatiecultuur die goud waard is en borgt verbinding en betrokkenheid met de krijgsmacht. Samenwerken aan hetzelfde doel: bijdragen aan de veiligheid van Nederland en aan die van de ander. Wat is er belangrijker dan dat? Die kameraadschap creëert een onlosmakelijke band voor het leven.” In Nederland lijkt de oorlog nu gelukkig ver weg, maar dat is geen vanzelfsprekendheid. Om onze vrijheid te beschermen en de krijgsmacht gereed te houden voor het onvoorspelbare is samenwerken meer dan ooit noodzakelijk.
Goed werkgeverschap
Ernst praat daarom in Den Haag vaak over ‘gedeeld werkgeverschap’. Personeel kan daarbij duurzaam verbonden worden aan meerdere werkgevers, waaronder Defensie. De steeds verdergaande flexibilisering vraagt om nieuwe vormen van werkgeverschap, in het belang van de werkgever en de werknemer. Werknemers die civiel en bij de krijgsmacht werkzaam zijn, moeten in staat worden gesteld dat beter te combineren. “Als werkgevers kunnen we vergaand samenwerken om de verschillende belangen op te pakken,” weet Ernst. “Maar dat vraagt om een wezenlijke verandering. Zo’n gezamenlijke aanpak is anders dan het vooropstellen van het eigenbelang. Wij gaan graag die gesprekken aan zodat er draagvlak blijft, alles goed geregeld is en bijvoorbeeld niemand onverzekerd rondloopt.” Goede werkgevers dragen graag bij aan een hoger doel en zien werknemers die reservist zijn inmiddels als verrijking. Hoe je een en ander op elkaar afstemt, moet je dan met elkaar bespreken. Daar kom je als volwassen partijen altijd uit.”
Concurreren of samenwerken
Ernst startte in 2013 met BRES. “De gesloten organisatie was ontoereikend in staat om de vele nieuwe uitdagingen het hoofd te bieden. Het bestaande organisatieconcept zou snel verouderen en er zou behoefte ontstaan aan een meer genetwerkte aanpak met een veel sterkere maatschappelijk integratie.” Ernst denkt terug: “We zijn gestart met een groep die snel uitgroeide tot zo’n 150 man. Deze mensen, zowel uit de eigen organisatie als uit alle hoeken van het land, vonden deze ontwikkeling belangrijk genoeg om er energie in te steken. Door hen mee te laten werken en dromen over nieuw perspectief kreeg de verandering momentum.” De afgelopen jaren zijn relatief snel belangrijke stappen gezet en inmiddels staan veel van de noodzakelijke maatregelen verankerd in het regeerakkoord en de beleidsnota over de nabije toekomst van Defensie. Het ministerie moet een beroep kunnen doen op militairen die deels in de burgermaatschappij werken. Partnerschappen met andere private en publieke werkgevers in de burgermaatschappij moeten normaal en duurzaam worden: samen werven, ontwikkelen en zorgen voor al dat personeel dat -ook- bereid is onze veiligheid te dienen, en die standhouden in periodes van economische voor- en tegenspoed. “Dat vraagt om een strategische keuze voor samenwerken in plaats van concurreren.”
Alliantie-overeenkomsten
Net als in andere sectoren waren de bezuinigen op defensie de afgelopen jaren niet van de lucht. Ernst licht toe: “Ondanks alle creativiteit en de ‘can do’-mentaliteit’ konden we met steeds minder geld steeds minder doen terwijl de veiligheidssituatie verder verslechterde. Dat moet in het belang van de zowel onze samenleving als de eigen medewerkers veranderen. Er zijn nieuwe oplossingen nodig die passen bij deze tijd en die vind je samen makkelijker dan alleen. Dát is precies de reden dat ik -na bijna 30 jaar dienst- nog steeds iedere ochtend enthousiast mijn bed uitstap,” vertelt Ernst. “Het moet continu flexibeler, slimmer, beter en met meer maatschappelijke inbedding. Als transitiemanager maak ik me vanuit het Ministerie van Defensie daarom hard voor allerlei allianties tussen de militaire en burgermaatschappij. Verbinding zoeken door mét elkaar te werken, niet naast elkaar. Alleen als je mensen met elkaar in contact brengt en de ruimte geeft om samen te ontwikkelen en te werken, ontstaan de mooiste dingen. Zo ervaren jong en oud dat we sneller kunnen innoveren en sterker kunnen zijn dan degene die ons uitdaagt. Zowel onze medewerkers, de betrokken organisaties als Nederland wordt hierdoor sterker en beter.”